Viscositeit
Waarom deze test?
Ter bevestiging van het vermoeden op het bestaan van een verhoogde viscositeit; het zogeheten hyperviscositeitssyndroom.
Welk materiaal?
Bloed
Wat wordt er getest?
De test bepaalt de viscositeit van bloed. De viscositeit geeft de stroperigheid van een vloeistof weer. Zo is water, dat gemakkelijk vloeit, een voorbeeld van een vloeistof met een lage viscositeit, terwijl honing, dat veel stroperiger is, een voorbeeld is van een vloeistof met een hoge viscositeit. De bloedviscositeit is een complexe parameter die onder andere wordt bepaald door de samenstelling van het bloed, de stollingsstatus, de temperatuur en de stroomsnelheid van het bloed.
Onder normale omstandigheden hangt de bloedviscositeit vooral af van fibrinogeen (een eiwit dat een belangrijke rol speelt bij de bloedstolling), de lipiden (vetten) en de immunglobulinen (antistoffen) van het type IgM en in mindere mate van het type IgG. Deze antistoffen worden gemaakt door de plasmacellen. Bij een paraproteïnemie worden zogeheten monoklonale antistoffen geproduceerd als gevolg van overmatige groei van één kloon plasmacellen. Hierdoor ontstaat een enorme productie van één type antistoffen in het bloed, zogeheten M-proteïnen ofwel paraproteïnen. In dit geval wordt de bloedviscositeit vooral bepaald door de monoklonale component.
Hoe wordt het materiaal verkregen?
Een buisje bloed wordt afgenomen uit een ader aan de binnenkant van de arm, meestal in de plooi van de elleboog. Om deze ader goed te kunnen zien en voelen wordt een stuwbandje strak om de bovenarm getrokken. In de ader wordt geprikt met een holle naald waardoor het bloed in het buisje wordt gezogen. De naald wordt maar één keer gebruikt en daarna vernietigd.
Wanneer wordt deze test gedaan?
De dokter zal deze test met name aanvragen bij verdenking op het hyperviscositeitssyndroom. Het is een zeldzaam ziektebeeld dat voornamelijk optreedt bij aanwezigheid van monoklonale proteïnen in het bloed zoals bij de ziekte van Waldenström. Ook hele hoge aantallen witte bloedcellen kunnen leiden tot hyperviscositeit. Het hyperviscositeitssyndroom kan zeer wisselende klachten geven zoals hoofdpijn, kortademigheid, slijmvliesbloedingen en/of neurologische verschijnselen. Deze klachten ontstaan doordat de weefsels verminderd van bloed worden voorzien door de verhoogde viscositeit.
Wat betekent de uitslag?
Normaal
Een normale viscositeit sluit de aanwezigheid van het hyperviscositeitssyndroom uit. Dit wil niet zeggen dat er geen verhoogde concentratie van bepaalde eitwitten in het bloed aanwezig kan zijn.
Verhoogd
Een verhoogde viscositeit kan passen bij het hyperviscositeitssyndroom. Er zal aanvullend onderzoek worden ingezet om de oorzaak van de verhoogde viscositeit vast te stellen
Nog vragen?
De informatie over deze test komt van deskundigen uit het ziekenhuislaboratorium. Daar worden dagelijks vele honderden testen uitgevoerd. Laboratoriumspecialisten zorgen er voor dat dit op een veilige en juiste manier gebeurt. Zij adviseren de dokter bij afwijkende uitslagen en ingewikkelde problemen.
Heeft u naar aanleiding van deze informatie nog een vraag?
Stel deze dan aan een klinisch chemicus.
Heeft u als KC naar aanleiding van deze informatie nog een aanvulling?
Geef deze dan door aan de webredactie.