HIT-test


Ook wel bekend als
HITT (HIT met Trombose), heparine-geïnduceerde trombocytopenie
Officiële naam
HIT-test
Verwante testen
-

Waarom deze test?

Om trombose op te sporen als ongewenste bijwerking van behandeling met heparine, een antistollingsmiddel.

Welk materiaal?

Bloed

Wat wordt er getest?

De test spoort in het bloed heparine-geïnduceerde trombose (HIT) op. Heparine wordt gegeven als antistollingsmiddel bij een doorgemaakte trombose of als voorzorg tegen trombose (profylaxe). De werking van heparine berust op inactivering van specifieke eiwitten die nodig zijn voor de stolling, zogeheten stollingsfactoren. Doordat deze stollingsfactoren geremd worden, zal het stollingsproces vertragen.

Een ongewenst bijeffect is echter een zogeheten heparine-geïnduceerde trombocytopenie (HIT) waarbij het aantal bloedplaatjes (trombocyten) in het bloed daalt. De oorzaak van de daling is een binding van heparine aan PF4, een eiwit in de bloedplaatjes. Als het lichaam antistoffen gaat maken tegen PF4-heparinecomplexen, zullen de bloedplaatjes versneld uit de bloedbaan verdwijnen. Een lage hoeveelheid trombocyten verhoogt de kans op bloeding.

Echter, de antistoffen kunnen ook leiden tot activering en aggregatie van de bloedplaatjes. Dan is er sprake van een heparine-geïnduceerde trombocytopenie met trombose (HITT). Door de onbedoelde activering van de bloedplaatjes ontstaan namelijk bloedpropjes (trombose) met alle gevolgen van dien. Deze trombose kan overal in het lichaam plaatsvinden. Bij een positieve HIT test wordt daarom uit voorzorg overgegaan op een alternatief antistolbeleid.

Hoe wordt het materiaal verkregen?

Een buisje bloed wordt afgenomen uit een ader aan de binnenkant van de arm, meestal in de plooi van de elleboog. Om deze ader goed te kunnen zien en voelen wordt een stuwbandje strak om de bovenarm getrokken. In de ader wordt geprikt met een holle naald waardoor het bloed in het buisje wordt gezogen. De naald wordt maar één keer gebruikt en daarna vernietigd.

Wanneer wordt deze test gedaan?

De test wordt gedaan bij patiënten die behandeld worden met heparine.

Er zijn verschillende soorten heparine op de markt en vooral de zogenaamde ongefractioneerde heparine kan een HIT geven, maar ook de zogenaamde laagmoleculaire vormen van heparine, die met de algemene afkorting LMWH worden aangeduid, kunnen een HIT veroorzaken.

Wat betekent de uitslag?

De meeste tests geven alleen een positieve of een negatieve uitslag. Sommige tests geven ook het type antistof (IgG, IgA of IgM) dat wordt gevormd tegen PF4-heparinecomplexen. Dat is op zichzelf wel belangrijke informatie omdat bekend is dat vooral IgG-antilichamen de verschijnselen van HIT veroorzaken.

Bij een positieve HIT test zal de arts besluiten over te gaan op een andere vorm van antistolling.

Nog vragen?

De informatie over deze test komt van deskundigen uit het ziekenhuislaboratorium. Daar worden dagelijks vele honderden testen uitgevoerd. Laboratoriumspecialisten zorgen er voor dat dit op een veilige en juiste manier gebeurt. Zij adviseren de dokter bij afwijkende uitslagen en ingewikkelde problemen.


Heeft u naar aanleiding van deze informatie nog een vraag?
Stel deze dan aan een klinisch chemicus.

Heeft u als KC naar aanleiding van deze informatie nog een aanvulling?
Geef deze dan door aan de webredactie.